wat is spelen

Wat is spelen?

Diverse deskundigen hebben zich afgevraagd waarom kinderen eigenlijk spelen en vooral wat dit aan hun ontwikkeling bijdraagt. Voor kinderen zelf zijn dit soort grote-mensen-vragen totaal onbelangrijk. Ze spelen omdat ze daar zin in hebben en… nou ja, gewoon omdat het leuk is. Toch is het de moeite waard om uit te zoeken wat spel nu precies is. Waarom rennen kinderen overal ter wereld achter elkaar of achter een bal aan, verstoppen ze zich in de meest onmogelijke hoekjes of verkleden ze zich als cowboy of indiaan? En leren kinderen er ook iets van? Leren ze de dingen om zich heen beter begrijpen, leren ze samen te werken en hun emoties de baas te worden zodat ze zich straks beter staande kunnen houden in de volwassen wereld? Want dat kan betekenen dat we spelen moeten aanmoedigen of kinderen op z’n minst alle gelegenheid moeten geven hun spel te spelen. Voor ouders is het daarom goed wat meer te weten over het spel dat hun kinderen spelen.

Vaders en moeders vragen zich in de speelgoedwinkel vaak vertwijfeld af hoe ze moeten kiezen uit het enorme aanbod aan speelgoed en spelletjes. Van de verkoper verwachten ze niet minder dan een zinnig advies. Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) en de Vereniging Gebra, de brancheorganisatie van speelgoedondernemers, vroegen daarom de afdeling Orthopedagogiek van de Universiteit van Leiden wat het belang van speelgoed is voor de ontwikkeling van kinderen. De onderzoekers sloegen er een grote hoeveelheid literatuur op na en tekenden het antwoord op. Naast een aantal verrassingen zult u vooral veel herkenbaars tegenkomen. Waarschijnlijk uit de tijd dat u zelf nog in bomen klom, een geheime hut bouwde of verstoppertje speelde.

Literatuuronderzoek:
Universiteit leiden,
Departement Pedagogiek
Dr. J.Hellendoorn
Drs A. Geurtsen
Tekstschrijver:
Kwartslag Communicatie,
Edam
HBD/ROE/99/16/7.5

Hoofdbedrijfschap Detailhandel, (HBD) in samenwerking met de Vereniging Gebra,het HBD 5 is een samenwerkingsverband met MKB-Nederland, Raad NDH, CVAH, FNV Bondgenoten en Dienstenbond CNV. De belangrijkste taken van het HBD betreffen het behartigen van de belangen van de detailhandel. Daartoe behoren ondersteuning van de bedrijfstak detailhandel en de uitvoering van enkele wettelijke taken. Aan de inhoud van deze teksten kan geen recht worden ontleend. HoofdbedrijfschapDetailhandel
Postbus 90703
2509 15 Den Haag
tel 070-3385 666
fax 070 3385 711
www.hbd.nl
Vereniging Gebra Ierlandlaan 2
2713 Hl Zoetermeer
tel. 079 3514 321
fax 079-3200 635


Spelen is bewegen


Aan het spel van kinderen kun je goed zien dat ze het heerlijk vinden om te bewegen. Springen, rennen en klauteren, het lijkt wel of ze er niet genoeg van kunnen krijgen. Die behoefte aan beweging hangt nauw samen met de motorische ontwikkeling bij kinderen. En die verloopt verbazingwekkend snel, vooral in de eerste twee levensjaren. Een pasgeboren baby kan nog niet veel meer dan zuigen en met de ogen knipperen. Dit zijn eerder reflexen dan doelbewuste bewegingen. Maar nog geen jaar later moeten we de onderste planken van de boekenkast ontruimen, anders doet de kleine dat wel. Een eenjarige kan zitten, kruipen, doelbewust aanraken, oppakken en zelfs stapelen. Uiteraard hebben die motorische ontwikkelingen alles te maken met de lichamelijke groei. Een baby groeit tamelijk snel en zijn spierkracht neemt in een jaar tijd enorm toe.

De motorische ontwikkeling verloopt bij alle kinderen in een redelijk vaste volgorde en voltrekt zich van boven naar beneden. Eerst leren ze hun hoofdje rechtop te houden, daarna leren ze de schouderspieren beheersen en vervolgens worden arm- en rompspieren ontwikkeld. Beentjes, voetjes en teentjes komen pas op het laatst. Die vaste volgorde van motorische ontwikkeling wil niet zeggen dat we voor elk kind precies kunnen voorspellen wanneer het iets kan. Het tempo waarin kinderen bepaalde mijlpalen bereiken, verschilt behoorlijk.

Handjeklap
Terwijl een pasgeboren baby niet veel anders kan dan ongecontroleerd met z’n armpjes en beentjes zwaaien, lukt het een kind van drie maanden al voorzichtig handjeklap te doen. Ook de oogbewegingen worden met de maand nauwkeuriger. Vanaf twee maanden kan een baby een bewegend voorwerp met de ogen volgen. Natuurlijk mag die beweging nog niet te snel gaan en moet het voorwerp ook redelijk groot zijn. Na een maand of zeven zijn kinderen in staat een klein voorwerp wat langer met hun ogen te volgen. Het speelgoed in het eerste half jaar is vooral nog gericht op het kijken naar opvallende voorwerpen. Die moeten dus fel van kleur zijn en kunnen bewegen. Pas wanneer de baby leert grijpen, vanaf een maand of vijf, zes, wordt speelgoed dat kan worden gepakt, interessant. De rammelaar die de baby tot voor kort alleen nog maar met z’n oogjes kon volgen, kan nu een paar seconden worden vastgehouden. Een paar weken later kan een kind in elke hand een blokje vasthouden.

De wijde wereld in
Wanneer kinderen eenmaal leren kruipen, wordt de wereld een stuk groter. En daarmee ook de speelmogelijkheden. Kinderen hebben de box langzamerhand wel gezien en gaan ‘de wijde wereld’ in, want dat is de huiskamer in kinderogen zeker. Allerlei voorwerpen kunnen nu eens van dichtbij worden bekeken en ook weer eens vanuit een andere hoek. De ervaringswereld wordt in korte tijd enorm uitgebreid. Door aan voorwerpen te voelen, ontdekt de kleine onderzoeker dat sommige voorwerpen plat zijn en andere rond. Hij ontdekt wat boven, onder, voor of achter betekent.
Rond de eerste verjaardag kunnen de meeste kinderen al heel goed voorwerpen oppakken, tegen elkaar slaan en in elkaar passen. Dan wordt bijvoorbeeld een blokkenkubus leuk waarvan je het ene blok precies in het andere kan stoppen.
Vooral als kinderen gaan lopen, kunnen ze volop gebruik maken van trek- en duwspeelgoed en ontdekken ze hoe spannend het is om ergens op te klimmen. En hoe pijnlijk het kan zijn op de grond terecht te komen!

In deze tijd ontstaat dus grote behoefte aan beweegbaar speelgoed. De simpelste vorm daarvan is nog steeds een bal. Die kun je weggooien en als je hem weer hebt gepakt, opnieuw weggooien om er nog eens naar toe te hollen. Want herhalen van die nieuw ontdekte spelletjes is kenmerkend voor deze periode.

Tussen de één en twee jaar kan een kind een potlood of viltstift in z’n knuistje vasthouden. In het begin geeft dat nog niet veel meer dan krassen en strepen, pas later lukt het ze een soort rondje te maken. Nog weer later komen langzaam maar zeker herkenbare figuren op papier.

Een kopvoeter met harkjes
Hoe steviger en sterker kinderen worden, hoe meer ze kunnen. Een peuter van drie wil graag z’n spieren oefenen en uitzoeken wat hij allemaal al kan en durft. Schommelen, springen en ballen, stoeien en dollen met andere kinderen zijn geliefde bezigheden. Wat dat laatste betreft zijn jongetjes meestal wat enthousiaster dan meisjes. Stoeien met vader is helemaal het einde. Bijna alle kinderen van deze leeftijd hebben behoefte zich uit te leven in bewegingsspelletjes, zoals springen, klauteren, rijden en trekken. Trek- en duwspeelgoed, zoals een eend op wielen of een loopauto, kan goed tegemoet komen aan die behoefte. Ook vinden kinderen vanaf drie jaar het heerlijk om te timmeren en dingen uit elkaar te halen.

De fijne motoriek ontwikkelt zich steeds verder. Het gekras van de eenjarige heeft plaatsgemaakt voor de ‘kopvoeter’, een herkenbaar menselijk figuur met een groot hoofd waar de benen als ‘harkjes’ direct aan vast zitten.

Mollige kleuter wordt lange bonenstaak
Als peuters eenmaal kleuter zijn en tegen de vijf jaar lopen, kunnen ze al tamelijk verfijnd tekenen. De persoon op hun tekening is nu veel meer dan een hoofd met benen, het heeft armen, handen en voeten en zelfs een gezicht met haren. Ze kunnen op deze leeftijd ook al kralen rijgen of knippen met een schaartje.

Oudere kleuters brengen een flink deel door met buitenspelen. Het is duidelijk dat kinderen van deze leeftijd volop de ruimte moeten krijgen om zich op dit gebied uit te leven. Rond de leeftijd van zes jaar verandert er vooral in lichamelijk opzicht veel. Het kind groeit behoorlijk in de lengte en de mollige kleuter verandert langzaam maar zeker in een lange bonenstaak. Kinderen zetten de eerste letters en woorden op papier omdat ze nu een pen tussen duim en vingers kunnen vasthouden. Dankzij die fijne handbewegingen kunnen ze ook gaan knutselen. De drang om te bewegen wordt er overigens niet minder om. Na schooltijd wordt er nog altijd driftig gerend, geklauterd en geravot. Kinderen van zes, zeven jaar krijgen een steeds beter uithoudingsvermogen en worden steeds behendiger. Rond de leeftijd van acht jaar komen ze er achter dat niet iedereen overal even goed in is. Daarmee leren ze zich van hun leeftijdgenootjes te onderscheiden. Naarmate het competitie-element belangrijker wordt, groeit ook de belangstelling voor sport waar het kind goed kan laten zien wat het allemaal al kan.

Sport en sociale status hebben op deze leeftijd al veel met elkaar te maken. Een kind dat goed is in het vangen van de bal, wordt door vriendjes en vriendinnetjes snel gevraagd om mee te spelen. Omgekeerd kan een kind dat niet zo behendig is gemakkelijk worden buitengesloten.


Spelen is leren omgaan met emoties

Bart, die ongeveer een jaar oud is, raakt niet in de war als er vreemden op bezoek komen of als hij ergens mee naartoe wordt genomen. Als de spanning te groot wordt, kruipt hij wel even bij moeder op schoot en vanuit die veilige positie heeft hij al gauw weer het hoogste woord. Kinderen die voldoende warmte en veiligheid van hun ouders krijgen, reageren ook op oudere leeftijd meestal flexibel en vasthoudend in voor hen onbekende situaties. Ze passen zich gemakkelijk aan. Bovendien kunnen ze hun gevoelens en verlangens meestal op een goede manier uiten en onder controle houden. Ze hebben geleerd hun emoties goed te sturen en beheersen. Een fundamenteel gevoel van veiligheid is nodig voor een stabiele emotionele ontwikkeling. De vraag is hoe we daaraan kunnen bijdragen. Het allerbelangrijkste is waarschijnlijk wel vanaf het begin goed te luisteren naar de signalen die het kind zelf geeft. Wat is er aan de hand als het huilt’? Heeft het honger of dorst? Of misschien een natte luier? Door attent te reageren op de behoeften van een kind, geven we het een veilig gevoel. En dat wordt niet meer snel afgepakt.

Knuffelen en stampvoeten
Spel en emotie lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Blijdschap, verdriet, vreugde en angst, ze horen allemaal bij het spelen. Neem alleen al het simpele spelletje waarbij de ouder zich voor het kind verstopt om ineens tevoorschijn te komen onder het roepen van ‘kiekeboe’. Het kind voelt eerst angst en verdriet als zijn vader of moeder uit het gezichtsveld verdwijnt. Komt die ineens terug, dan overheersen vreugde en de blijdschap.

Speelgoed kan bij het herkennen van emoties een belangrijke rol spelen. Denk bijvoorbeeld aan de teddybeer die geknuffeld wordt. En speelgoed is ook belangrijk bij het leren omgaan met gevoelens. Van een vierjarige wordt het nog wel gepikt als hij het mens-erger-je-niet-spel van tafel veegt. Maar van een ouder kind wordt verwacht dat het z’n teleurstelling leert verwerken als het weer eens verloren heeft.

Een kind moet eerst emoties voelen, wil het die later kunnen herkennen. Daarna moeten kinderen die gevoelens op een gepaste manier leren uiten. Ze leren dus geleidelijk omgaan met emoties. De emotionele ontwikkeling verloopt bij kinderen in een aantal opeenvolgende fasen. Maar anders dan bij zaken als zitten, lopen en staan kunnen we niet precies zeggen op welke leeftijd een kind iets onder de knie moet hebben. De emotionele ontwikkeling van het ene kind verloopt nu eenmaal sneller dan die van het andere. Bovendien, er zijn genoeg volwassenen die hun emoties nog steeds niet onder controle hebben. Let maar eens op in het verkeer.

Daar komt een muisje aangelopen
Een baby kent in eerste instantie niet veel meer dan gevoelens van lust en onlust. Heeft hij honger of voelt hij zich alleen? Dan is er sprake van onlust. Eten en de aanwezigheid van vader of moeder roepen dan weer een lustgevoel op. Gevoelens als verdriet, blijdschap, woede, angst en onzekerheid moeten kinderen eerst zelf voelen, voor ze die een naam kunnen geven. Hoewel kleine kinderen hun emoties natuurlijk nog niet onder woorden kunnen brengen, verraadt hun gezichtsuitdrukking vaak veel.

In een samenspel met de ouders leren kinderen hun gevoelens nuanceren. We gaven al het voorbeeld van het ‘kiekeboe-spel’. Andere voorbeelden zijn ‘daar komt een muisje aangelopen’ of het spel waarbij de volwassene eerst het gezicht afwendt om direct daarna het kind flink te kietelen. Kinderen leren zo spelenderwijs omgaan met emoties als spanning, vreugde en blijdschap.
Speelgoed kan het beleven van emoties versterken. Een goed voorbeeld daarvan is het handpoppetje dat de baby kietelt, meedoet met kiekeboe of plotseling verdwijnt en weer tevoorschijn komt. Baby’s vinden dat geweldig.
Gaandeweg leren kinderen hun emoties te onderscheiden. Verdriet voelt anders dan plezier. Op den duur leren ze zelfs het verschil tussen emoties die erg op elkaar lijken, zoals verdriet en teleurstelling. Kinderen kunnen dit verschil echter alleen leren als hun ouders de emoties een naam geven. Later doen de kinderen dat zelf.

Een man mag niet huilen
Volwassenen zien emoties als iets persoonlijks, iets dat ze bij voorkeur niet aan anderen tonen. Een man mag niet huilen. Bij kinderen ligt dat anders, zij kunnen hun emoties nog niet goed beheersen. Ze stampen met hun voeten als ze kwaad zijn, schateren van de lach als ze blij zijn en zijn bijna ontroostbaar als ze verdriet hebben.

Baby’s en peuters mogen hun emoties zonder schroom uiten, maar hoe ouder kinderen worden, hoe minder we accepteren, vooral als het om negatieve gevoelens gaat zoals kwaadheid en verdriet. Ze moeten leren hun emoties in banen te leiden. Kinderen worden daar al snel op gewezen, ook door elkaar. Een kind dat agressief wordt als hij zijn zin niet krijgt, zal door anderen niet snel worden uitgenodigd om mee te spelen. Kinderen die om alles gaan huilen, zijn evenmin populair.

Jaloers op je nieuwe broertje
Als kinderen eenmaal zover zijn dat ze de verschillende soorten emoties bij zichzelf en anderen kunnen onderscheiden, moeten ze leren hun gevoelens te gaan gebruiken. Het imitatiespel biedt daarbij erg veel mogelijkheden om te experimenteren. Bij deze spelvorm mag je immers emoties tonen die je normaal gesproken niet kunt laten zien. Zo kan een kind, dat jaloers is omdat ze net een broertje heeft gekregen, bij het spelen van ‘vadertje en moedertje’ haar woedegevoelens goed kwijt door haar pop eens flink onder handen te nemen. Of het kind dat bang is voor de dokter, kan eerst zelf zijn teddybeer onderzoeken.

Bij dit imitatiespel kunnen allerlei attributen uitstekend van pas komen. Een speelgoedstethoscoop waarmee de beer kan worden onderzocht, een pop die je een luier kunt omdoen, of een masker waarmee je andere kinderen de stuipen op het lijf kan jagen Ze kunnen ervoor zorgen dat kinderen gemakkelijker hun emoties uiten en ze kunnen ook helpen die emoties te versterken.

Je tegenstander blijft je beste vriend
Spelen die aan regels zijn onderworpen, zoals tikkertje en verstoppertje, voetbal en tennis, leren kinderen eveneens omgaan met emoties. Maar deze emoties zijn vaak wel anders dan de emoties die aan bod komen bij het imitatiespel. Bij het regelspel gaat het onder andere om het leren omgaan met verlies. Bij teamsporten moeten kinderen hun emoties beheersen, anders kun je niet goed samen spelen. Bordspelen, zoals halma, dammen en stratego, bieden dezelfde mogelijkheden, want vrijwel geen enkel bordspel kun je in je eentje spelen. Kinderen gaan beseffen dat het belangrijk is sportief en volgens de regels te spelen, zodat hun tegenstander ook na het spel nog hun vriendje blijft.

Rood van kwaadheid
Gevoelens spelen een belangrijke rol bij creativiteit en expressie. Dat geldt voor kunstschilders die hun gevoelens op het doek tot uiting brengen, maar ook voor het kind dat een tekening maakt. Kinderen zoeken daarbij al snel kleuren uit die bij hun stemming passen. Felrood als ze kwaad zijn, groen als ze rustig zijn. Creativiteits- en expressiespelen zijn dan ook voor jong en oud uitstekende mogelijkheden om hun emoties te uiten. Bij het creativiteitsspel wordt in eerste instantie natuurlijk gedacht aan kleurpotloden, verf en papier. Maar er zijn veel meer mogelijkheden, waarbij boetseerklei en constructiespeelgoed nog de meest voor de hand liggende voorbeelden zijn. Bij het expressiespel kunnen – net als bij het fantasiespel – verkleedkleren een grote rol spelen. Hiermee kunnen kinderen zich een specifieke rol aanmeten.


Spelen is samen spelen


De mens is een sociaal wezen. We kunnen niet zonder andere mensen en zijn voor ons bestaan afhankelijk van die anderen. Dat sociale aspect vind je terug in het kinderspel. Kinderen spelen graag samen, zelfs als ze een spelletje doen dat je ook alleen kunt doen. Het is nu eenmaal gezelliger om samen van de glijbaan te gaan dan in je eentje. En aan het spelen van verstoppertje in je uppie is al helemaal geen lol te beleven. Kinderen delen ook graag hun ervaringen met anderen. Als ze een nieuw speeltje krijgen, willen ze dat zo snel mogelijk laten zien aan een vriendje of vriendinnetje.

Een goede sociale ontwikkeling helpt kinderen later op een normale manier te functioneren in de samenleving. Ze beschikken dan over de kennis en vaardigheden om op een goede manier contacten te onderhouden met andere mensen.

Verschillende sociale vaardigheden hebben kinderen al van nature. Een baby leert niet om te lachen, maar doet dit uit zichzelf. Het is erg belangrijk dat deze vaardigheden worden gestimuleerd. Als een vader of moeder niet reageert op het lachen van een baby, dan zal het de volgende keer minder snel op die manier contact zoeken. Samenspel tussen ouder en kind geeft een gevoel van vertrouwen dat een voorwaarde is voor de veilige hechting van een kind. Tenslotte is het voor de sociale ontwikkeling van kinderen ook van belang dat ouders hen stimuleren om samen met anderen te spelen.

Op je beurt wachten
Samen spelen lijkt op het eerste gezicht eenvoudig, maar is het niet. Het vereist van een kind uiteenlopende kennis en vaardigheden. Kinderen die hierover beschikken, nemen heel vaak een goede plaats in binnen een vriendenkring. De eeuwige voordringer die ook nog kwaad wordt als hij een keer zijn zin niet krijgt, is veel minder geliefd dan het kind dat rustig op z’n beurt wacht en behulpzaam is voor andere kinderen.

Om een driejarige die telkens als eerste van de glijbaan wil, wordt nog gelachen, maar hetzelfde gedrag wordt niet meer geaccepteerd van een kind van zes. Bij elke leeftijdsgroep hoort een bepaald niveau van sociaal gedrag. Maar net als bij het leren denken en doen en het leren omgaan met emoties zijn er ook op dit gebied grote verschillen tussen kinderen. De sociale ontwikkeling hangt nauw samen met de groei op andere gebieden, onder andere met de emotionele ontwikkeling. Een kind dat eenmaal heeft leren omgaan met verlies en tegenslag kan veel gemakkelijker overweg met andere kinderen.

Hop paardje hop
De eerste sociale regels leren kinderen in het spel met hun ouders. Hun rol bij de sociale ontwikkeling is in de eerste twee kinderjaren dan ook heel belangrijk. Baby’s gaan af op wat hun ouders met ze doen en die reageren weer op hun kind, waardoor een hecht samenspel ontstaat. Veel van de spelletjes die ouders met hun kind spelen zitten vol herhalingen en regeltjes. Bij schuitje-varen-theetje-drinken leert het kind dat het altijd eerst naar voren moet buigen en dan pas naar achteren. En bij hop-paardje-hop weet het precies na hoeveel keer de ‘kuil in de weg’ komt. Het sociale spel is in die eerste periode met opzet dus erg voorspelbaar. Vader verstopt zich achter de kast en komt – heel voorspelbaar – weer te voorschijn. Tot groot vermaak van zijn kind, dat erg in de war zou raken als niet zou gebeuren waar het vast op rekent en wat het al zo vaak heeft meegemaakt.

De spelletjes zijn in die eerste twee jaren nog tamelijk eenvoudig en mogen ook niet te lang duren. Toch zit er al een groot verschil in het sociale spel van een kind van een half jaar en dat van een jaar oud. De laatste is al veel actiever en neemt meer eigen initiatief.

Hoewel kinderen het op deze jonge leeftijd voor hun sociale ontwikkeling vooral van hun ouders moeten hebben, doen andere kinderen van dezelfde leeftijd er wel degelijk toe. Kinderen van anderhalf tot twee jaar oud tonen al interesse in leeftijdgenootjes. Ze doen elkaar na en laten speelgoed aan elkaar zien. Vaak zie je dat kinderen van deze leeftijd zo verdiept zijn in hun eigen spel dat ze de aanwezigheid van andere kinderen nauwelijks lijken op te merken. Hoewel ze dus nog meer naast dan met elkaar spelen, is deze fase een belangrijke opstap voor latere gezamenlijke activiteiten.

Niet voordringen bij de kassa
Als kinderen ouder worden gaan ze steeds minder alleen en steeds meer samen spelen. Drie- en vierjarigen spelen het liefst nog met z’n tweeën, maar tegen de tijd dat ze naar de basisschool gaan zoeken ze ook groter gezelschap op. Speelgoed kan het samen spelen stimuleren, vooral als het nog onbekend is. Maar dan moet de omgeving wel vertrouwd zijn en vader, moeder of juf dicht in de buurt

Rond het derde jaar zijn stoeispelletjes erg in trek. Veel volwassenen zijn niet zo dol op dit luidruchtige trek- en duwwerk, maar het spel heeft een functie bij het aanleren van sociale regels. Kinderen ervaren dat het leuk blijft zolang ze niet te hard slaan en een ander niet aan de haren trekken. Ze ondervinden aan den lijve wat nog net wel en wat absoluut niet meer kan. Kleuters van vier jaar en ouder beginnen ook allerlei imitatiespelletjes te spelen, zoals indiaantje, vadertje-moedertje, winkeltje of doktertje. Met dit soort spel kunnen ze zich volop uitleven in verschillende sociale rollen. In de speelgoedwinkel kun je beurtelings klant en verkoper zijn en bij vadertje-moedertje ben je de ene keer ouder en de andere keer kind. Met imitatiespelletjes leren kinderen bovendien wat de sociale regels zijn. Want ook voor de speelgoedkassa is voordringen streng verboden en moet je gewoon betalen voor wat je meeneemt. Speelgoed kan bij het imitatiespel uitstekende diensten bewijzen. Een klein schoolbord maakt je een echte juf en een koffertje met een rood kruis erop zorgt ervoor dat je er als een echte dokter uitziet. Verder is er natuurlijk ook nog het speelgoed dat kinderen het decor geeft voor hun spel, zoals poppenhuizen, winkeltjes en indianendorpen.

Wie niet weg is wordt gezien
Als kinderen naar de basisschool gaan, wordt de wereld meteen veel groter. Niet alles draait meer om het eigen nest, leeftijdsgenootjes worden steeds belangrijker. Op de basisschool vormen zich al snel groepjes en kinderen willen graag bij een dergelijk groep horen. Ze willen er hetzelfde uitzien en minstens net zoveel kunnen als de anderen. Groepsspelen, het liefst buiten, hebben de voorkeur boven het alleen spelen: tikkertje, ballen, touwtje springen en wie-niet-weg-is-wordt-gezien. Speelden jongens en meisjes als kleuter nog vrijuit met elkaar, nu treedt een scheiding der seksen op. Ook gaan kinderen van deze leeftijd duidelijke voorkeuren ontwikkelen voor vriendjes of vriendinnetjes.

Spellen die aan regels zijn gebonden hebben een belangrijke functie in de sociale ontwikkeling. Later moeten ze zich immers ook aan allerlei maatschappelijke regels houden. Ook op jonge leeftijd worden regelspelletjes gespeeld, maar dan gaat het nog vooral om het spel, de knikkers doen er niet zo toe. Oudere kinderen zijn veel meer op de prestatie gericht, ze willen hoe dan ook winnen. Ze ontwikkelen bij het spel vaak hun eigen regels, zoals bij het stoepranden: wie de bal met twee handen vangt krijgt twee punten, met één hand levert drie punten op. Ze merken dat het niet wordt geaccepteerd als ze de regels halverwege het spel nog eens willen veranderen.


Oorlogsspeelgoed of speelfout?

In elk mens – en dus ook in elk kind – schuilt agressie. Het is de kunst om daar op een goede manier mee om te gaan. Het is nu eenmaal beter om een eind hard te lopen dan om je vriendje een klap te verkopen. Kinderen hebben nog niet goed geleerd om hun agressie te beheersen. Bij kinderen van drie tot vijf jaar is er zelfs een toename van agressie. Dat komt omdat ze in die periode moeten leren voor zichzelf op te komen. Omdat ze daarvoor nog niet alle technieken beheersen, gebruiken ze soms geweld. Dat is tenminste simpel.

De meeste mensen vinden agressie geen prettige eigenschap. Om die reden is oorlogsspeelgoed omstreden. Het is niet leuk om kinderen met elkaar te zien vechten, ook al is het maar een spel. Het is evenmin leuk dat kinderen de oorlog naspelen die je net op het journaal hebt gezien. En is oorlogsspeelgoed opvoedkundig wel verantwoord? Misschien leren kinderen op deze manier wel dat je conflicten het beste met geweld kunt oplossen.

Een bezemsteel om mee te schieten
Een onderzoekster vroeg kinderen eens met welk speelgoed zij oorlogje speelden. Verrassend genoeg werd doodgewoon speelgoed als Playmobil en Lego het meest genoemd. Pas daarna volgde het klappertjespistool. Blijkbaar zijn speciale attributen helemaal niet nodig om ‘oorlogje’ te spelen. Kinderen gebruiken simpelweg hun fantasie als een speelgoedgeweer niet voor handen is. Desnoods is een boomtak of bezemsteel geschikt om mee te schieten. ‘Echt’ oorlogsspeelgoed ziet er vervaarlijk uit, maar kinderen spelen oorlogje bijna altijd lachend. Een kind grijpt naar zijn borst, valt dood neer om vervolgens lachend op te staan en de ander dood te schieten. Want nu is het zijn beurt. Kinderen zien blijkbaar een duidelijk verschil tussen fantasie-agressie en echte agressie. Oorlogje spelen is een fantasiespel, waarin elk kind een rol heeft. Hetzelfde geldt voor miniatuurspelen met plastic soldaatjes of cowboytjes. Zelfs bij stoeien wordt er niet echt gevochten, maar wel flink gelachen. En het loopt zelden uit de hand. De scheidslijn met echte agressie is scherp. Bij echte agressie doe je iemand pijn door te slaan, te scheiden of door iets van de ander kapot te maken.

Vrede op aarde
Heel wat onderzoekers hebben zich inmiddels gebogen over de vraag of oorlogsspeelgoed agressie oproept. Een eenduidig antwoord levert dat niet op. Wat de ene onderzoeker beweert, wordt door de ander weer tegengesproken. Zo toonde een Australisch onderzoek aan dat agressieve kinderen een grotere interesse voor oorlogsspeelgoed hebben. Maar dit betekent nog niet dat oorlogsspeelgoed agressief maakt. Onderzoekers in eigen land ontdekten juist dat spelen met oorlogsspeelgoed heel fantasierijk kan zijn en niets met echte agressie te maken heeft. De meeste kinderen zien zelf overigens ook geen verband tussen oorlogsspeelgoed en agressie. Een Zweedse onderzoekster vroeg kinderen wat ze het liefst van de kerstman wilden hebben. Behalve allerlei soorten oorlogsspeelgoed, stond op die lijstjes ook vaak ‘vrede op aarde’.

Sociaal oorlogje spelen
Kinderen worden dagelijks met agressie geconfronteerd. Ze lezen erover in boeken en ze zien het op televisie. Geweld en agressie zijn onderdelen van de volwassenenwereld die voor een kind moeilijk zijn te bevatten. Het oorlogsspel biedt de mogelijkheid hiermee om te gaan. Door oorlogje te spelen, leren kinderen de emoties te verwerken die hierbij komen kijken. Om precies dezelfde reden gaat een kind doktertje spelen als hij naar het ziekenhuis moet. En niet elk kind dat doktertje speelt, gaat later geneeskunde studeren. Evenmin wordt iemand die oorlogje speelt later een agressief type.

Het oorlogsspel heeft daarnaast nog een sociale dimensie. Kinderen leren experimenteren met macht en dat kan weer bijdragen aan een goede sociale ontwikkeling. Het blijft natuurlijk wel belangrijk dat het oorlogsspel ook echt een spel blijft. Op het moment dat fantasie-agressie overgaat in echte agressie is er geen sprake meer van spel. Gelukkig bewaken kinderen die grens meestal zelf erg goed. Als ‘oorlogje’ oorlog dreigt te worden, houden de meeste kinderen het voor gezien en gaan liever iets anders


Spelcomputer als beste kameraad?

Computerspelletjes zijn in relatief korte tijd enorm populair geworden. Als je aan kinderen vraagt wat ze zo leuk vinden aan het spelen achter de spelcomputer of de pc, krijg je meestal als antwoord dat ze zelf kunnen ingrijpen. Anders dan met televisie hoeft een kind niet passief toe te kijken, maar kan het zelf op elk gewenst moment in actie komen. Daarom zijn de spelletjes waarbij veel actie is vereist ook zeer geliefd. Ook de spellen met speciale beeld- en geluidseffecten zijn gewild. Kinderen zijn gefascineerd door de spectaculaire effecten die ze over zich heen krijgen en worden wat dat betreft ook steeds meer verwend.

Terechte zorgen?
Veel ouders zijn aanmerkelijk minder enthousiast over de voorkeur van hun kinderen voor video- en computerspellen. Kan dat uren lang staren naar die snel bewegende beelden geen kwaad, vragen ze zich af. En vereenzaamt mijn kind niet als de computer z’n beste kameraad wordt? Maar vooral maken ze zich zorgen over de slechte invloed die agressieve spelletjes op hun kinderen zou hebben. Op de vraag of al die bezorgdheid terecht is, valt geen pasklaar antwoord te geven. Weliswaar is veel onderzoek gedaan naar de invloed van video- en computerspellen op het gedrag van kinderen, de uitkomsten daarvan stemmen niet altijd met elkaar overeen.

Directe beloning
Laten we beginnen met de positieve kanten van computerspellen, want die zijn er zeker. Niet voor niets worden computers steeds meer in het onderwijs gebruikt. De computer kan de jonge gebruiker na een juiste keuze onmiddellijk complimenteren of belonen en de meeste kinderen zijn dol op zo’n directe beloning. Ze kunnen immers onmiddellijk zien of ze het goed of fout hebben gedaan.

Uit onderzoek is gebleken dat computerspellen de coördinatie van oog en handbewegingen, het ruimtelijk inzicht en de concentratie kunnen verbeteren. Bovendien kan het werken met de computer kinderen spelenderwijs voorbereiden op de volwassen wereld waarin technologie en computergebruik steeds belangrijker worden.

Buitenaardse wezens en duistere fantasiewerelden
Critici van video- en computerspelletjes verwijzen graag naar het verband tussen agressief gedrag en agressieve televisieprogramma’s. Inderdaad is aangetoond dat agressief gedrag bij kinderen versterkt kan worden door geweld op tv. Maar dat zegt op zichzelf nog weinig over een relatie tussen bepaalde computerspellen en agressie onder kinderen. Televisiekijken is namelijk wel iets heel anders dan een video- of computerspel spelen. In een knokfilm of een spannende thriller kun je nu eenmaal niet zelf ingrijpen, terwijl je bij een videospel met een beweging van de joystick de zaken naar je hand kunt zetten. Het geweld in een computerspel is bovendien veel abstracter dan dat op televisie, waar het meestal om mensen van vlees en bloed gaat. In veel computerspellen figureren buitenaardse wezens in duistere fantasiewerelden en moeten allerlei onmogelijke opdrachten worden uitgevoerd. Kinderen zullen dat niet snel als realistisch ervaren. Het is net als bij een tekenfilm, de figuren ondergaan de wreedst mogelijke behandelingen, sterven duizend doden, maar komen in de volgende aflevering altijd weer vrolijk terug.

Computerspel en gezondheid
Duidelijk aangetoond is dat kinderen die epilepsie hebben of hiervoor gevoelig zijn, beter niet te lang achter elkaar achter het scherm kunnen zitten. De lichtflitsen en snelle bewegingen kunnen bij deze kinderen vervelende symptomen veroorzaken, die variëren van hoofdpijn en vlekken voor de ogen tot verwardheid en bewusteloosheid. Gelukkig geldt dit voor de meeste kinderen niet.

Minder heftig, maar wel van algemener aard zijn de klachten over pijn in duim-, pols- en nekspieren na langdurig spelen met de computer. Minder lang achtereen spelen en een goede inrichting van de speelpiek zullen die klachten doen verminderen.

Sociaal isolement?
Ouders en leerkrachten zijn vaak bang dat het spelen achter de computer de plaats gaat innemen van sociale contacten. Maar dat fanatieke spelcomputergebruikers in een sociaal isolement terechtkomen is niet erg aannemelijk. Als een kind in het begin aan het beeldscherm gekleefd zit, komt dit waarschijnlijk vooral omdat het speelgoed en het spel nog zo nieuw is. Zoals bij de meeste spelletjes wordt de obsessie minder zodra de nieuwigheid er af is. Je zou ook kunnen beweren dat de sociale contacten tussen kinderen dankzij computerspelletjes juist toenemen, omdat ze een prachtig gemeenschappelijk onderwerp vormen om over te praten en te fantaseren. Veel computerspellen kun je bovendien heel goed samen spelen.

Jongens spelen trouwens veel vaker en langer met computerspellen dan meisjes. Tot ze een jaar of tien zijn gaat de belangstelling tussen beide seksen redelijk gelijk op. Daarna verliezen meisjes al snel hun interesse in het spelen met de computer, vooral omdat de meerderheid van de spelletjes gebaseerd is op mannelijke agressiviteit, waar ze zich niet goed mee kunnen vereenzelvigen.


Spelen is spelen

Spelen is een onderwerp dat wetenschappers blijft boeien. Talrijk zijn de onderzoeken die gedaan zijn naar de achtergronden van het spel en naar de goede en minder goede kanten ervan voor de ontwikkeling van de kindergeest. Uit de verschillende onderzoeken komt naar voren dat spel vooral spel is als kinderen er lol in hebben. Zodra het moet of met het spel een speciaal doel moet worden bereikt, houdt de interesse op. Kinderen spelen het liefst op hun eigen manier. Bij voorkeur bepalen ze zelf de regels en veranderen ze die als daarmee het spel leuker of spannender wordt. Ze hebben weinig boodschap aan de regels van volwassenen en met de goede bedoelingen van speelgoedfabrikanten hebben ze al helemaal niets te maken.

Dat kinderen puur voor de lol spelen, betekent nog niet dat ze er niets van kunnen leren. Integendeel, al spelend leren ze de wereld om zich heen kennen en begrijpen. Een bal kun je rollen, maar moeilijk stapelen en met een blok is het precies andersom. Dat ontdek je als je met die dingen speelt. Door in een boom te klauteren of van een muurtje te springen word je sterker en behendiger. En bij mens-erger-je-nieten of een partijtje voetbal leer je op je beurt te wachten en samen te spelen. Het kinderspel is dus een uitstekende mogelijkheid om, soms letterlijk met vallen en opstaan, te ontdekken hoe de volwassen wereld in elkaar steekt.

Spelen kun je met en zonder speelgoed. Kinderen spelen met alles wat los en vast zit en gebruiken daarbij veel fantasie. Door je eigen bed een boot te noemen, kan het plotseling varen, zo gemakkelijk gaat dat. Toch kan goed speelgoed een uitstekende stimulans zijn voor het spel van kinderen. Maar wat is goed speelgoed en wat is geschikt voor welke leeftijd? Eigenlijk is er maar één stelregel: kijk goed naar de ontwikkeling van een kind en laat het speelgoed daar zoveel mogelijk bij aansluiten. En bedenk dat wat voor speelgoed ook wordt gekozen, het uiteindelijk de kinderen zelf zijn die bepalen wat ze ermee doen. Ze kunnen het op een hele andere manier gebruiken dan waar wij het voor bedoeld hebben. Kinderen spelen nu eenmaal niet om er van alles van te leren, maar gewoon omdat het leuk is!